Spring naar inhoud


Interview Stephanie Coontz

Stephanie Coontz heeft het afgelopen jaar de ronde langs de talkshows gemaakt. Haar boek The Way We Never Were gaat over de geschiedenis van het Amerikaanse gezin en sluit goed aan bij de discussie over family values, die in de politiek maar vooral ook in de media wordt gevoerd.

Coontz is historica en schreef eerder The Social Origins of Private Life: A History of American Families 1600 – 1900. In een vervolg hierop zou ze de twintigste eeuw behandelen. Maar toen in 1988 duidelijk werd dat de Republikeinen het gezin tot politiek issue zouden verklaren, besloot ze het onderwerp wat minder academisch aan te pakken, zodat ze een groter publiek zou bereiken. Coontz: 'Er werden door de Republikeinen zulke rare uitspraken gedaan, waar historisch gezien niets van klopte, dat ik me gedwongen voelde tegengas te geven. Het was voor mij niet moeilijk mijn plannen om te gooien. Ik heb twaalf jaar onderzoek naar het gezin gedaan – ik heb het nu alleen wat polemischer opgeschreven dan oorspronkelijk de bedoeling was.'

Een echt polemisch pamflet is The Way We Never Were niet geworden. Daarvoor is Coontz teveel wetenschapper, die veel bronnen heeft bestudeerd en ook niet kan nalaten die naar voren te brengen. Maar een indrukwekkende studie is het zeker met veel goed onderbouwde argumenten voor haar stelling dat 'er nu weliswaar veel ellende is op het gezinsfront, maar dat het vroeger zeker niet beter was.'

Uw boek ontzenuwt een aantal mythen over het gezin. Waarom zijn het juist de jaren vijftig die door velen zo geïdealiseerd worden?

'In die tijd werden voor het eerst beelden geproduceerd van hoe een ideeal gezinsleven eruit hoorde te zien. En die beelden zien we nog steeds op de tv bij herhalingen van sitcoms uit die tijd. Het zijn heel sterke, kleurige beelden. De mensen in de jaren vijftig zelf die naar die sitcoms keken, wisten dat het echte gezinsleven anders was. Ze hadden de depressie uit de jaren dertig achter de rug, toen er veel geweld plaatsvond binnen het gezin. De moord-ratio lag trouwens in de jaren dertig hoger dan nu. Na de oorlog waren de echtscheidingscijfers scherp gestegen. Een derde van de huwelijken liep op de klippen in 1946. Er bestond een sterk verlangen om het beter te doen. De advertentie-industrie speelde op dat verlangen in en verbond het met nieuwe consumptie-artikelen, waar de markt rijp voor was. Er was die enorme welvaartsgroei, omdat Amerika het enige land was dat niet verwoest was door de oorlog. De beelden die op die manier gecreëerd werden appelleerden aan diepe emoties en waren erg krachtig. En ze waren sterk verbonden aan de welvaart. In die tijd waren de vakbonden ook erg sterk. Er waren drie keer zo veel werkers vakbondslid als nu. Een dertigjarige man kon een huis kopen op grond van 15 % van zijn inkomen. En er waren allerlei overheidsprogramma's voor scholing en beurzen. Mensen vergeten dat wanneer ze de jaren vijftig romantiseren. En nu in de jaren negentig, nu de lonen achteruit gaan, het moeilijker wordt om een goede opleiding te krijgen, de werkloosheid groeit, de vakbonden zwakker worden, kijken mensen terug naar de beelden van de jaren vijftig en verwarren, zoals de adverteerders destijds wilden dat ze deden, het gezinsleven met de rest van de goede dingen uit die tijd, die eigenlijk vooral op materiële welvaart neerkomen. In de jaren vijftig leek het erop alsof The American Dream werkelijkheid begon te worden – daarom oefent die tijd zo'n aantrekkingskracht uit.'

In de inleiding stelt u dat het gezin als zodanig niet in elkaar gestort is, in tegenstelling tot wat Republikeinen beweren. Maar het idee van echtscheiding als zelfontplooiing staat u ook niet zo aan. Is het debat als zodanig zinloos?

'Mijn bijdrage komt erop neer dat de zaak gecompliceerder ligt dan hoe het debat over deze zaken gewoonlijk gevoerd wordt, namelijk door middel van sound bites. Het is niet een kwestie van louter optimisme of pessimisme. We kunnen de veranderingen niet begrijpen, tenzij we inzicht hebben in de verschillende trends die eraan ten grondslag liggen. Er zijn problemen die door de liberals en feministen niet serieus genoeg genomen zijn. Er zijn tendenzen die voor sommige mensen heel problematisch zijn, terwijl ze voor anderen een grote bevrijding betekenen. Maar de belangrijkste boodschap van mijn boek is dat, hoewel er serieuze problemen aan de hand zijn, er ligt geen magische oplossing in het verleden verborgen. Het gezin is nooit ideaal geweest, het heeft nooit een garantie tegen geweld gevormd of tegen armoede. Wat we nu meemaken is een enorme sociaal-economische verandering (de verkeerde kant op) en we merken het aan het gezinsleven, maar dat is niet de oorzaak van de ellende.'

De instorting van het gezinsleven als gevolg van de recessie?

'Ja, en verder moet je niet vergeten dat het voor sommige gezinnen goed is als ze in elkaar storten. Het is goed dat mensen het recht hebben om uit een zieke verhouding te stappen. Wat niet wegneemt dat mensen elkaar of hun kinderen ook om frivole redenen verlaten. Voor kinderen kan een echtscheiding heel pijnlijk zijn. Toch zie ik het vooral als een symptoom van bredere sociaal-economische veranderingen, het einde van de Amerikaanse welvaartsdroom. Daarnaast zijn er veranderingen van sociaal-culturele aard, maar die zijn het gevolg van de ideologie die hier altijd al bestaan heeft. Er heeft zich een afkalving van plichtsgevoel en commitment voorgedaan. Er heerst hier die zeer individualistische ideologie, waarin geen aandacht besteed aan onderlinge afhankelijkheid, omdat vrouwen dat altijd voor hun rekening namen. En nu vrouwen dat niet meer als vanzelfsprekend opknappen, doet zich een crisis voor, en de vraag is: kijken we terug in de tijd en gaan we vrouwen dwingen deze taken weer te vervullen of kijken we vooruit en gaan onze Amerikaanse ideologie een nieuwe inhoud geven.'

Hoe zat het met het gezinsleven tijdens de grote depressie in de jaren dertig? Bevond zich dat toen ook in een crisis?

'Er kwam toen behoorlijk wat geweld binnen het gezin voor. Ook al bestaan er geen statistieken van, uit dagboeken en brieven valt wel anekdotisch bewijsmateriaal te halen. Als echtscheiding toen mogelijk was geweest, zou het zeker veel meer voorgekomen zijn, omdat er zoveel gevallen van verlating waren. Maar het is waar dat het gezin als zodanig zich handhaafde, ik denk om twee redenen: Vrouwen hadden geen been om op te staan – ze beschikten niet over rechten en vrijheden, die ze nu dankzij het feminisme wel hebben. En verder was het voor mensen tijdens de depressie duidelijker dat hun problemen van buiten kwamen, van het economische dal en niet zozeer van elkaar.

Voor Amerikanen van nu is het probleem de combinatie van recessie en luxe. Die bestaan naast elkaar en dan is het veel moeilijker te zeggen dat het een maatschappelijk probleem is. Het is verleidelijk om het als een persoonlijk probleem te beschouwen dat je ook zelf kunt oplossen. De kloof tussen arm en rijk is nu veel groter. Een redelijk groot deel van de bevolking beschikt over de luxe die vroeger alleen voor de zeer rijken was weggelegd. Daarnaast is er een aanzienlijke groep die al jaren lang aan het wegglijden is uit de middenklasse en er dus op achteruit gaat. Dit is heel verwarrend voor Amerikanen, die als ideologie hebben dat we hier met ons allen een middle class maatschappij hebben. Onderlinge solidariteit is altijd al een zwak punt van Amerikanen geweest, met in deze tijd des te schrijnender gevolgen. Er is geen algemene ziektenkostenverzekering, er is niet de mogelijkheid, zoals in Zweden, voor werkende ouders om zes uur per dag te werken. Het is hier veel meer een kwestie van alles of niets. Ofwel je moet fulltime werken in de langste werkweek van de geïndustrialiseerde wereld (behalve Japan) of je bent werkloos, en dan wordt het al heel snel armoede. Voor werkende ouders is dat heel moeilijk.'

In het begin van de eeuw groeiden er evenveel kinderen op in een-ouder-gezinnen als nu. Alleen kwam het toen doordat mensen op veel jongere leeftijd overleden. Is er voor u geen verschil tussen de manier waarop je een van je ouders kwijtraakt, hetzij scheiding of dood?

'Ik wil niet alles op een hoop gooien, alleen aangeven dat het verschijnsel 'eenoudergezin' niet bepaald uniek in de geschiedenis is. Als kind ben je beter uit met een vriendschappelijke scheiding dan met de dood van een ouder. Maar het kan moeilijker zijn te leven met een bitter gevecht tussen ouders over wie de voogdij krijgt of die elkaar voortdurend zwartmaken dan met de dood van een van hen. Het is moeilijk te generaliseren, want het zijn sterk contekst-gevoelige gebeurtenissen.

Met scheidingen zou het zo geregeld moeten zijn als in de staat Washington. Er mag daar over niets onderhandeld worden, voordat er overeenstemming is over wat er met de kinderen moet gebeuren. Niet het recht op scheiding zelf wordt daarmee beknot, maar de prioriteiten worden zuiver gesteld. Pas in een later stadium komt de verdeling van materiële goederen en geld aan de orde.

Amerikanen hebben de neiging om zeer hoge eisen te stellen aan hun gezin en aan hun partner en ze worden des te woedender, als het mislukt of als er iets tegenzit. In vergelijking met Europeanen zijn ze minder in sociale netwerken buiten het directe gezin ingebed. Hun hele ziel en zaligheid leggen ze in hun partner. Dit leidt dan juist tot extra bittere scheidingen. Ook zijn Amerikanen meer dan wie ook geneigd tot personaliseren. Als er iets mis gaat in het leven, nemen ze dat altijd een persoon kwalijk. Ze geven de schuld aan hun ouders, die hen verkeerd hebben opgevoed, of aan hun partner of aan zichzelf, maar ze hebben weinig oog voor maatschappelijke omstandigheden.'

Dat vind ik juist wel sympathiek, niet zozeer om anderen de schuld te geven, maar jezelf verantwoordelijk te stellen. Dat maakt Amerika ook tot zo'n energiek land.

'Het heeft veel voordelen, die nadruk op eigen verantwoordelijkheid, maar in periodes zoals nu, met grote structurele veranderingen, zou er een beter sociaal vangnet moeten bestaan, meer sociale zekerheid en in ieder geval ziektekostenverzekering. Wat je ziet is dat de slachtoffers die vallen onder werkloosheid niet alleen door zichzelf maar ook door anderen als zelf verantwoordelijk worden beschouwd. Het is kortom hun eigen schuld. Terwijl bij ons de werkloosheid lager is dan in Europa, leven er meer mensen in armoede. Het wordt op een persoonlijk niveau geïnterpreteerd, ofwel door schuldbesef, ofwel door anderen tot zondebok te benoemen.'

Wat ik grappig vond in uw boek was de beschrijving van het 'I'm OK, you're not OK' mechanisme' vooral als het over gezinswaarden gaat. Iedereen maakt zich zorgen over gebroken gezinnen en ongesuperviseerde kinderen en gebrek aan contact tussen volwassenen en hun ouders, maar zelf doen ze het allemaal goed.

'Dat is waar. En de meesten doen het ook inderdaad goed. Een deel van die abstracte bezorgdheid is terug te voeren op de media. Als je naar het lokale nieuws kijkt op de tv, krijg je vier minuten lang gruwelverhalen over incest, zinloze moorden, allerlei soorten geweld. If it bleeds, it leads is daar het motto. En daarna krijg je een minuut reclame, waarin de fuzzy gezinnetjes mogen opdraven. Die combinatie creëert een soort belegerde-veste-mentaliteit. De mensen worden angstig en trekken zich terug op wat ze denken dat hun zekerheid is. Totdat er ergens een spaak in het wiel komt en dan is het ineens niet meer OK.

Amerikanen hebben altijd armoede verklaard door een beroep te doen op I'm OK, you're not. Ook in de vorige eeuw na de burgeroorlog, toen de armoede groot was en de maatschappij gewelddadig, werd de oorzaak gelegd bij falende gezinswaarden.'

Een andere mythe die u ontzenuwt is die van het self-supporting gezin, dat uit de tijd van de pioniers stamt.

'De ontwikkeling van de frontier in het westen viel samen met de overgang naar een loonarbeid-maatschappij, waarin de beperkingen van een corporatief systeem werden verlaten. Het gevolg hiervan was dat het idee ging leven dat gezinnen het heft in eigen hand konden nemen (in tegenstelling tot Europa) en alles zelf konden klaren. Dit was vanaf het begin een mythe. De grote trek naar het westen was in feite gesubsidieerd door de regering, en ironisch genoeg was het het begin van overheidsbemoeienis met het maatschappelijk leven. Het leger speelde een grote rol door de helft van Mexico in te pikken en de diverse indianensamenlevingen te verwoesten. Toen subsidieerde de regering alle transport- en communicatielijnen, de irrigatiesystemen en de aanleg van dammen; het land werd ver onder de marktprijs verkocht aan individuen; er werden subsidies verstrekt om bedrijven en winkels op te zetten. Dat is de grootste ironie van Amerika: we hebben onze hele eigenaardige Amerikaanse ideologie van 'rugged individualism' gebouwd op het beeld van de eenzame pionier die in de wildernis een bestaan voor zichzelf en zijn gezin uitkerfde, terwijl het in werkelijkheid een onderneming van de regering was.'

In uw analyse legt u sterk de nadruk op sociaal-economische invloeden. Hoe plausibel dit ook lijkt, ik werd er ook een beetje moedeloos van. Aan de economie valt maar met kleine beetjes te wrikken.

'Het erkennen van de invloed van sociaal-economische factoren vermindert de druk op het individu. In mijn visie maakt dat iemand niet machteloos, integendeel, ik zie het meer als 'de duimschroeven een beetje losdraaien'. Het geeft ook de gelegenheid om het beleid beter af te stemmen op diverse behoeften. Voorbeeld: zodra je erkent dat een aantal problemen die gelieerd zijn aan echtscheiding of een-oudergezinnen structureel van aard zijn en niet persoonlijk, dan wordt het makkelijker de notie te verlaten dat een-ouder-gezinnen gedoemd zijn tot ellende. Er komt dan ruimte om te analyseren wat de gebieden van kracht en wat de gebieden van zwakte zijn. Uit onderzoek zijn een aantal bevrijdende resultaten gekomen. De zwakke punten van eenoudergezinnen zijn bijvoorbeeld dat ze minder tijd besteden aan contact met leraren op school. Ook houden ze minder toezicht op het maken van huiswerk. Wanneer hun kinderen tieners worden, is het voor hun moeilijker om bepaald gedrag te verbieden – met twee ouders sta je nu eenmaal sterker. Aan de andere kant hebben ze ook sterke punten. Vaak praten ze meer met hun kinderen. Twee ouders zijn geneigd met elkaar te praten 's avonds bij het eten. Een-ouder-gezinnen met een redelijke financiële positie ervaren minder stress in de babytijd dan twee-ouder-gezinnen. Zoveel mannen in twee-ouder-gezinnen zijn wrokkig over het feit dat hun vrouw haar aandacht van hem naar de nieuwe baby verlegt. Veel latere scheidingen hebben hun wortels in deze vaak moeizame fase in een huwelijk, waarin een competitie wordt uitgevochten tussen de man en het kind.

Wanneer je dat eenmaal weet, kun je zeggen: zo kun je je sterke punten optimaliseren, en zo kun je je zwakke punten bijschaven.

Niet dat deze inzichten wondermiddelen zijn, maar het kan een startpunt zijn om situaties te verbeteren. Hoe meer je erkent dat mensen deel uitmaken van een brede sociaal-economische structuur, hoe minder je in algemene termen hoeft te moraliseren over gezinswaarden en hoe concreter je hulp kunt bieden.'

De Amerikaanse maatschappij krijgt intussen een steeds meer geatomiseerd karakter. Individualisme als ideologie lijkt verre van op de weg terug. Hoe zou je die trend kunnen ombuigen?

'Het verval van gemeenschapsinstituties, zoals de kerk en andere sociale netwerken binnen een buurt is als verklaringsgrond veel belangrijker dan pakweg de onverantwoordelijkheid van zwarte mannen of de invloed van het zwarte matriarchaat. Het is een enorme opgave om die gemeenschapsinstituties weer op poten te krijgen en daar ligt dan ook een taak voor de overheid. Er moet in die buurten geïnvesteerd worden en niet te vergeten de infrastructuur. Er wordt veel meer geld besteed aan de suburbs dan aan de binnensteden. Dat proces is al sinds de naoorlogse jaren bezig, met een kleine onderbreking gedurende de sociale programma's in de jaren zestig, maar ook toen werd er relatief minder geld besteed aan banen, huizen of speelplaatsen, maar lag de nadruk meer op bestrijding van racisme en werden er mensen geholpen om de binnensteden te verlaten en in de suburbs een nieuw bestaan op te bouwen, met als gevolg dat de zaak in de stad des te harder verpauperde. De binnensteden zijn gedurende tientallen jaren systematisch ontdaan van hun menselijke, economische, fysieke en sociale reserves. Wel verrezen er halfweghuizen en methadon-hulpposten, waardoor de buurten nog meer het karakter van een jungle kregen. Daar kunnen gezinnen niet meer tegenop.'

Maar middle-class suburbia hoort ook niet bij de prettigste woonomgevingen. Er zijn geen winkels, je kunt je alleen maar per auto verplaatsen, tieners kunnen nergens heen.

'Dat is waar. Het land wordt steeds geatomiseerder, en we beginnen nu te beseffen hoeveel kosten dat met zich meebrengt. Maar de Amerikaanse hang naar individualisme is allesdoordringend. Het heeft veel weg van een verslaving. Het is een vicieuze cirkel. Hoe minder er sprake is van een gemeenschap waarin je leeft, hoe sterker men zich vastklampt aan het gezinsbastion en hoe kwetsbaarder dat mini-samenlevinkje wordt.'

Beatrijs Ritsema

Stephanie Coontz: The Way We Never Were. American Families and the Nostalgia Trap. Uitgever Basic Books/HarperCollins. $ 27

Artikelen in NRC-boekrecensies.


0 reacties

Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.



Sommige HTML is toegestaan