Beatrijs Ritsema
– 46 ben ik nu, bijna 47 alweer. En dat kleine stemmetje in me laat zich niet meer smoren. Ik heb het wel geprobeerd. M'n uiterste best gedaan om gewoon door te buffelen. Werken, werken, werken. Doen alsof er niets aan de hand is en altijd met een glimlach. Want met chagrijnigheid schiet niemand iets op.
– Maar nu lukt dat niet meer.
– Och, lukken, lukken. Weet je, als ik achterover ga zitten en alles overzie, dan kan ik op m'n sloffen mijn pensioen halen. Geen enkel probleem. Therapietje zus, beleidsnota'tje zo. Teamoverleg, intervisie, mantelzorgbegeleiding. Elke werkweek is even overzichtelijk en voorspelbaar als de wildwaterroetsjbaan in een pretpark.
– Een comfortabele landing is gegarandeerd.
– Precies. Het is avontuur voor de halve zachten. Boksen met wollen wanten. Pianospelen op een pianola.
– Je mist een zekere uitdaging.
– Misschien is dat het wel. Een knagend gevoel, de zeurende behoefte om een stempel te zetten, al was het maar mijn naam in de schors van een boom. Vanaf mijn jeugd wilde ik al mensen helpen die het moeilijk hadden. Ik kon het ook goed. Op de middelbare school heb ik eens een vriend van het plegen van zelfmoord afgehouden. Nachtenlang heb ik met hem gepraat. Totdat hij beloofde dat hij het niet zou doen. Dat gaf me een enorme kick. Achteraf gezien waanzin dat ik me daar op die manier instortte zonder enig voorbehoud, laat staan kennis van zaken.
– De jeugd is naief.
– De onverwoestbare kracht van het naturel, ja. Later, toen ik eenmaal met mijn opleiding bezig was, ben ik dat naturel gaan compenseren. Dat was verplicht – je moet aan theorievorming doen, weten wat anderen bedacht hebben om bepaalde problemen aan te pakken. Als een spons zoog ik alle informatie in me op. Mijn enthousiasme kende geen grenzen. Ik wilde alles uitproberen.
– Je had natuurlijk wel de tijd mee om te experimenteren.
– Rolfing, primal-scream-therapie, vechten met kussens, hele gezinnen achter de doorkijkspiegel, de rationeel-emotieve rimram, de dramaturgie van begaafde kinderen. You name it. Alles werkte, maar niet voor mij.
– Hoe bedoel je?
– Ik ben een eclecticus geworden. Zo'n saaie, grijze vlees-noch-vis geestelijke gezondheidsbons, die zegt van: ho, ho, niet teveel Freudianisme, want dat wordt snel begrotelijk. De therapeutische sessie is mijn ankerpunt, maar een pilletje ga ik niet uit de weg. Geen individuele traumatiek zonder psycho-sociale dynamiek. Hier eens een symptoom bestrijden, daar eens wat structureel spitwerk. Nu eens spiegelen, dan weer confronteren. Net zoals het uitkomt. Ik werk volgens het principe van multidimensionaliteit. En daar word ik juist zo ziek van. Ik bedoel, geen enkel kind heeft ooit gezegd: als ik later groot ben, word ik een eclecticus.
– Je hebt het gevoel dat je jezelf verraden hebt.
– Ik heb mezelf uitgeleverd aan anderen die mij leeg zogen. Maar het is nog niet te laat om mijn authenticiteit te hervinden. Ik weet dat ik de potentie tot iets groots in me heb. Misschien is het een roman, misschien is het een semi-fictioneel docudrama, maar mijn innerlijke stem roept me steeds luider tot de orde. Als ik hier geen gehoor aan geef, zal ik het mezelf niet vergeven.
– En de schoorsteen, moet die niet blijven roken?
– Daar heb ik over nagedacht. Ik schakel naar een volgende versnelling, een hoger niveau van opereren. Ik maak van de nood een deugd door mijn eclecticisme als hefboom in te zetten voor het grote geld: ik word consulent voor de psychosociale gezondheid met de nadruk op preventie. Als je een beetje thuis bent in p.r. – en dat ben ik – schuift dat zo duizend gulden per dagdeel.
– Toch wel iets anders dan potentiële zelfmoordenaars van het dak af proberen te praten.
– Kijk, of je nu de tafel voor tien man dekt of voor vijfhonderd, maakt ook weer niet zoveel uit. Een kwestie van schaalvergroting.
– En het verraad?
– Dat is het bijzondere: kleinschalig verraad ketent je vast, grootschalig verraad maakt je vrij.
0 reacties
Blijf op de hoogte, abonneer je op de RSS feed voor reacties op dit artikel.